Samen doorbouwen aan microcredentials in hbo en wo

Binnen Npuls geven we een impuls aan microcredentials in het mbo, hbo en wo. Het hbo en wo trekken gezamenlijk op in het project ‘Samen doorbouwen aan microcredentials’. Lees hier meer over het project, en hoe we samenwerken met het mbo.

Ga naar:      Microcredentials      |      Samen doorbouwen aan microcredentials (hbo & wo)      |      Pilot microcredentials (mbo)

Kennisdelen, implementeren en samenwerken

In het hbo en wo pakken we door. Na een succesvolle pilot loopt sinds begin 2024 het project ‘Samen doorbouwen aan microcredentials’. Met dit project bouwen we samen door aan microcredentials in het hbo en wo, in samenwerking met de startende pilot in het mbo.

Het doel van deze fase is hetzelfde: kennismaken met en kennis delen over microcredentials, en microcredentials inplementeren in het onderwijs. Daarbij wordt het landen van de microcredential binnen de instellingen serieuzer uitgediept, en werken we nauw samen met de LLO-katalysator (Groeifondsprogramma waarmee onderwijsinstellingen vanuit middelbaar beroepsonderwijs, hogescholen en universiteiten een stevige impuls geven aan een leven lang ontwikkelen).

Doorbouwen na pilot
Samen doorbouwen aan microcredentials is een vervolg van de pilot microcredentials (hbo en wo). Vanoktober 2021 tot eind 2023 deden 34 hoger onderwijsinstellingen – waarvan 12 universiteiten en 22 hogescholen –mee aan de landelijke pilot microcredentials. Deze pilot was een intiatief van Flexibilisering van het onderwijs van het Versnellingsplan (later Npuls), de Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland.

De pilot heeft succes: binnen de deelnemende instellingen zien we steeds meer initiatieven ontstaan rondom microcredentials. De landelijke kennisdeling en aanpak van de pilot wordt door de deelnemende instellingen gewaardeerd. Ook internationaal zien we een groei rondom microcredentials. Zowel de Europese Commissie als onderwijsinstellingen hecten steeds meer waarde aan de microcredential en zien het als belangrijk instrument voor om- en bijscholing. Daarom zet de onderwijssector pilots rondom microcredentials in het hbo en wo voort binnen Npuls.  

Wat zijn microcredentials? Waarom microcredentials? Het kwaliteitskader

Een digitaal certificaat voor een zelfstandig af te ronden onderwijseenheid met een grootte van 3 – 30 EC met accreditatiewaardig niveau, kwaliteitskeurmerk en een erkende waarde voor de doelgroep professionals.

De microcredential is een betrouwbaar certificaat waarmee professionals kunnen aantonen wat ze weten, kunnen en begrijpen na succesvolle afronding van een onderwijseenheid. De microcredential geeft met andere woorden een zelfstandige waarde aan een kleinere onderwijseenheid (bij de pilot gaat het om een grootte tussen de 3 en 30 EC). De microcredential staat voor accreditatiewaardig onderwijs en voegt een kwaliteitskeurmerk toe: de (betalende) deelnemer/werkgever kan erop aan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten bereikt worden. Het behalen van deze leeruitkomsten is herleidbaar en controleerbaar. Bij een microcredential gaat het echter niet alleen om het eindresultaat. Het gehele proces, inclusief de leeractiviteiten en bijbehorende toetsing van leeruitkomsten, geeft waarde aan een microcredential, die wordt erkend binnen en buiten onderwijsinstellingen. Daarnaast zal er landelijk geregistreerd worden wie welke microcredential heeft behaald.

Microcredentials in het hoger onderwijs kunnen op verschillende manieren waardevol zijn voor onder andere instellingen, professionals en werkgevers.

Instellingen

Veel instellingen hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een relevant en interessant onderwijsaanbod voor professionals. Microcredentials bieden instellingen de mogelijkheid hun onderwijsaanbod te verbreden en individuen en de samenleving te ondersteunen in (flexibele) professionalisering. Door professionals nog beter aan te spreken kan het Leven Lang Ontwikkelen (LLO) een boost krijgen.

Professionals

Professionals hebben vaak behoefte aan specifieke bij, op- of omscholing. Niet per se aan een volledige opleiding met graad, maar wel aan de erkende kwaliteitswaarde ervan. De omvang en waarde van microcredentials maken het aantrekkelijk voor professionals om zich in het hoger onderwijs te specialiseren, bijscholen of omscholen. Ook kunnen ze sneller ontwikkeld worden en zijn ze geschikter om aan te sluiten op een snel veranderende werkcontext en leervraag van professionals. Daarnaast kunnen professionals bij verschillende opleidingen en instellingen een ontwikkelpad vormgeven, omdat de microcredential verzekert dat behaalde leeruitkomsten ook elders worden erkend. Zo ontstaan ook mogelijkheden om voort te bouwen op reeds verworven kennis, vaardigheden en houdingen.

Werkgevers

De microcredential voegt een kwaliteitskeurmerk toe aan kortere onderwijseenheden, waardoor de (betalende) deelnemer/werkgever er op aan kan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten daadwerkelijk bereikt worden en het onderwijs van een accreditatiewaardig niveau is. De microcredential maakt het behalen van leeruitkomsten herleidbaar en controleerbaar, omdat er landelijk geregistreerd zal worden wie welke microcredential heeft behaald.

In het Nederlandse hoger onderwijs is in de afgelopen jaren een hoogwaardig stelsel van kwaliteitsborging gegroeid. Instellingen geven hier allen op hun eigen wijze kleur aan. Deze eigenheid en diversiteit kunnen beschouwd worden als een kracht van het stelsel, maar kan ook leiden tot discussie onderling wanneer gezocht wordt naar eenduidigheid. Daarom is gekozen voor een kwaliteitskader waarbinnen instellingen zoveel mogelijk (inhoudelijke) vrijheid genieten. De pilot geeft ruimte aan de instellingen om te starten met dit kader als vertrekpunt en deze al doende in gezamenlijkheid bij te schaven en verder in te vullen.

Wat vragen we minimaal aan de (interne) kwaliteitszorg?

  1. De kwaliteit van het met microcredentials gecertificeerde onderwijs wordt geborgd op basis van de Standaarden en richtlijnen voor kwaliteitszorg in de Europese hogeronderwijsruimte (ESG)
  2. Het CvB is bekend met en kiest bewust voor het aanbod van de microcredentials vanuit de LLO-visie van de instelling
  3. De instelling heeft een intern kwaliteitszorg-proces ingericht voor het ontwerp, erkenning en de borging van kwaliteit van de microcredentials
  4. Er is door de instelling een orgaan of meerdere organen aangewezen welke het eindniveau van microcredential-gecertificeerd onderwijs kan garanderen
  5. Er is een vorm van onderwijsevaluatie, inspraak en mogelijkheid tot indienen klachten georganiseerd voor deelnemers van mc-gecertificeerd onderwijs

Welke voorwaarden zijn er voor deelnemende instellingen aan het onderwijs?

  1. De richtlijn voor microcredentials is dat het gaat om onderwijseenheden die niet kleiner zijn dan 3 EC en niet groter dan 30 EC
  2. Het onderwijs dat gecertificeerd wordt met een microcredential is inhoudelijk gerelateerd aan het onderwijs- en/of onderzoeksportfolio van de instelling. Dit kan zowel bestaand als nieuw (door)ontwikkeld onderwijs zijn
  3. Duidelijk is wie de beoogde doelgroep van het onderwijs is, indien nodig wat de benodigde voorkennis van de deelnemers is, wat de eventuele toelatingsvoorwaarden zijn en hoe deze getoetst worden.
  4. Het onderwijsprogramma, de onderwijsleeromgeving en de kwaliteit van het docententeam maken het voor de instromende deelnemers mogelijk de beoogde leeruitkomsten te realiseren.
  5. Er wordt inzichtelijk gemaakt wat de leeruitkomsten zijn en wat het onderwijsniveau en omvang is van de microcredential. De deelnemende instellingen beschrijven dit op een eenduidige manier, in lijn met Europese afspraken (Bologna) en ontwikkelingen in Brussel. Op dit punt hebben de besturen van koepels VH en UNL een aanvulling aangenomen. Deze aanvulling op het kwaliteitskader vind je hier terug.
  6. Instellingen erkennen in principe de (gevalideerde) leeruitkomsten van reeds en/of elders behaalde microcredentials (zie punt 5 in Q&A). Of dit eventueel leidt tot instroom en/of vrijstelling blijft vallen onder het mandaat van de Examencommissie of een ander daartoe door de instelling aangewezen orgaan.
  7. De toetsen ondersteunen het leerproces van de deelnemer en de beoordeling is valide, betrouwbaar, voor deelnemers inzichtelijk en voldoende onafhankelijk.

Hoe gaan we aan de slag tijdens Samen doorbouwen aan microcredentials?

Waarom een vervolg op de pilot microcredentials?

De microcredential is een relatief nieuw begrip in onderwijsland, waar zowel internationaal (binnen en buiten de EU) als in Nederland veel waarde aan wordt gehecht. De Europese Commissie ziet het als een belangrijk instrument in het om- en bijscholen van de werknemers van de toekomst en adviseert lidstaten de komende tijd voor landelijke implementatie langs haar richtlijn te zorgen.

Ontwikkelingen binnen OCW

In de toekomstverkenning die in opdracht van OCW is gemaakt, worden microcredentials meermalig genoemd als een belangrijk onderdeel van het onderwijslandschap van de toekomst. OCW vormt momenteel een werkgroep met verschillende stakeholders om dit thema en de betekenis ervan binnen het Nederlandse stelsel zorgvuldig verder te verkennen, in navolging van de Europese raadsaanbeveling.

 

De afgelopen jaren hebben we als Nederlandse hoger onderwijsinstellingen (34 HO instellingen participeerden) gezamenlijk ervaring opgedaan met microcredentials in de landelijke pilot, die werd geïnitieerd vanuit het Versnellingsplan, en inmiddels onder Npuls valt.

Gezamenlijk werd er een kwaliteitskader voor microcredentials opgesteld, dat als basis dient voor de onderlinge erkenning van microcredentials en in leergemeenschappen werkten groepen professionals van de deelnemende instellingen samen aan verschillende aspecten die bij het uitgeven van microcredentials komen kijken. Ook organiseerden we via peer-reviews een externe blik om met elkaar de afspraken uit het kwaliteitskader te borgen.

De pilot heeft succes: binnen de deelnemende instellingen zien we steeds meer initiatieven ontstaan rond microcredentials. De landelijke kennisdeling en aanpak van de pilot wordt door de instellingen gewaardeerd en zien zij graag gecontinueerd.

In het zich nog ontwikkelende landschap rond microcredentials in Nederland is het van wezenlijk belang om samen op te blijven trekken in het oplossen van gezamenlijke vraagstukken, de positieve beweging binnen de instellingen landelijk te ondersteunen en met elkaar de afspraken uit het kwaliteitskader van de pilot te blijven dragen.

Ook willen we voor nog niet aangesloten instellingen nadrukkelijk de mogelijkheid bieden om aan te sluiten bij de kennisdeling die binnen de pilot plaatsvindt.

Hoe ziet het vervolg van de pilot eruit? Wat wordt er landelijk gefaciliteerd?

In het vervolg van de pilot zetten we de samenwerking graag met elkaar voort en blijven we elementen die binnen de pilot worden gewaardeerd landelijk faciliteren. Hierbij blijft het bestuurlijk vastgestelde kwaliteitskader van de pilot het uitgangspunt. Dit wordt dit najaar opnieuw bestuurlijk bekrachtigd door de besturen van Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland. De peer-reviews tussen de instellingen blijven overeind als vorm van externe kwaliteitszorg en ontwikkelen we samen met de instellingen door.

Gezamenlijk gaan we graag verder aan de slag met uitdagingen die we samen zien, zoals bijvoorbeeld het verder vormgeven van de onderlinge erkenning van deze certificaten, de landelijke bekendheid van microcredentials en doorontwikkelen van het aanbod binnen de instellingen.

 

Daarom blijven we kennisdeling tussen instellingen faciliteren. Denk hierbij aan landelijke bijeenkomsten op projectleidersniveau, een landelijke online samenwerkingsomgeving en het faciliteren van kennisdeling tussen betrokken professionals in leergemeenschappen. Hiernaast blijven we de hoogwaardige digitale infrastructuur van de dienst Edubadges van SURF bieden om herkenbaar microcredenitals uit te geven. Verder zoeken we aansluiting bij ontwikkelingen op het gebied van wallets (o.a. het Europese DC4EU) die het mogelijk moeten gaan maken voor burgers om hun microcredentials gemakkelijk te bewaren en delen. Verder werken we samen met het communicatieteam van NPULS aan een grotere landelijke bekendheid van microcredentials.

 

We gaan regelmatig na of de landelijke aanpak nog steeds bij hun behoeften van de instellingen aansluit, of dat nieuwe initiatieven vanuit de pilot wenselijk zijn.

Wat is de scope van fase 2 – Samen doorbouwen aan microcredentials? 

In de eerste instantie continueert deze tweede fase met dezelfde scope die er de eerste pilotfase geweest is: namelijk professionals en geen initiële studenten (studenten in de zin van de wet). De pilot houdt via de sectorverenigingen contact met de werkgroep die OCW formeert op dit vlak over dit thema waar de vraag over een eventuele verbreding van deze scope meegenomen zal worden.

In deze tweede fase, waarin opschaling en verankering binnen de instellingen centraal staat, streven we de volgende doelen na:

  1. De nodige kaders en afspraken voor microcredentials verfijnen, bestendigen en borgen binnen de instellingen. Deze kaders en afspreken verbinden met het afsprakenstelsel binnen het MBO, dit met het oog op bewerkstelligen van civiel effect in de markt.
  2. Verrijken van het onderwijsaanbod door een toenemend aantal microcredentials aan te bieden vanuit alle deelnemende instellingen met een zelfstandige waarde al dan niet in samenwerking/samenhang initiatieven vanuit de LLO katalysator;
  3. Procedures rondom het aanbieden, registeren en uitgeven van microcredentials verder stroomlijnen;
  4. Doorlopend organiseren en verbeteren van de (interne) kwaliteitszorg van instellingen die past bij flexibel LLO-aanbod en externe blik op kwaliteitszorg organiseren d.m.v. het faciliteren van peer-reviews tussen de instellingen;
  5. Via de sectororganisaties bijdragen aan de (juridische) vraagstukken die OCW dient te beantwoorden alvorens wettelijke verankering en implementatie in het stelsel kan volgen, in lijn met de aanbeveling van de Europese Commissie.

Het streven is alle instellingen binnen het hoger onderwijs te laten profiteren van de kennisdeling door deelname aan deze tweede fase.

Tot wanneer loopt deze tweede fase?

Samen doorbouwen aan microcredentials sluit aan op er voorafgaande pilot microcredentials in het hoger onderwijs en gaat per 1 januari ’24 van start. We gaan totdat er een duidelijker beeld ontstaat van de wettelijke verankering en implementatie van microcredentials in het onderwijsstelsel door met het intern verankeren van microcredentials binnen de Hoger onderwijsinstellingen in Nederland.

Deze tweede fase heeft in ieder geval de loopduur van fase 1 van NPULS – namelijk tot 1 juli ‘2025. De verwachting is dat er in deze periode door de werkzaamheden van de werkgroep van OCW op dit vlak een duidelijker beeld ontstaat, indien dit niet het geval is zorgen we dat we landelijk blijven samenwerken rond dit thema.

Wat wordt verwacht van deelnemende instellingen?

  • Commitment op de scope en het naleven van de afspraken in het kwaliteitskader;
  • Actieve deelname en kennis delen met andere instellingen;
  • Het aanstellen van een projectleider of aanspreekpunt binnen de instelling;
  • Binnen de instelling toewerken naar bestendiging van de benodigde organisatie rond microcredentials in de staande organisatie van de instelling;
  • Aansluiten bij de dienst Edubadges, zodat de instelling microcredentials kan uitgeven;
  • Het daadwerkelijk uitreiken van microcredentials binnen het eerste jaar van deelname

Hoe verloopt de aanmeldprocedure voor Samen doorbouwen aan microcredentials?

  • Voor instellingen niet deelnamen aan fase 1 van de pilot microcredentials geschied de aanmelding via een CvB-lid. Instellingen kunnen zich door middel van brief via e-mail, uiterlijk 17 december ’24 aanmelden via bart.lamboo@npuls.nl . Aan de instellingen wordt gevraagd om in deze e-mail ook de naam van de contactpersoon binnen de instelling kenbaar te maken. 
  • Het bestuur van de 34 instellingen die eerder deelnamen aan de pilot microcredentials wordt per brief op de hoogte gebracht van dit vervolg en gecontinueerde landelijke facilitering. Opnieuw aanmelden is voor deze instellingen niet nodig, wel kunnen instellingen zich afmelden voor het vervolg, wanneer zij niet van de landelijke kennisdeling wensen gebruik te maken.   

Veelgestelde vragen

Moeten instellingen al het LLO-aanbod in de vorm van microcredentials aanbieden?

Nee, het aanbod voor de LLO markt kan natuurlijk veel breder zijn en meer vormen omvatten. Er kunnen zeer verschillende redenen zijn diverse vormen en inhouden aan te bieden, een kort seminar over groepsdynamiek is voor iemand die een minder diepe leervraag heeft misschien voldoende. Echter geldt dat alleen cursussen die aan de kwaliteitseisen van een microcredential voldoen leiden tot een erkend certificaat met een herkenbare waarde.

Welke status hebben microcredentials op dit moment?

Het concept microcredentials is steeds meer in de belangstellig aan het komen, maar het is nog niet opgenomen in de WHW (Wet op hoger onderwijs en onderzoek) en heeft daardoor nog geen wettelijk erkende status. In ons huidige bestel kennen we op basis van de WHW alleen wettelijk erkende diploma’s. De microcredentials die we in de looptijd van de pilot gaan uitgeven hebben daarmee nog geen wettelijke borging. De mogelijkheid van een toevoeging aan de wet wordt echter wel door OCW verkend. 

Omdat het hele Hoger Onderwijs in Nederland  zich via de sectorverenigingen VH en UNL heeft gecommitteerd aan de pilot en het huidige kwaliteitskader, hebben microcredentials die uitgegeven worden binnen de pilot een landelijke herkenning en erkenning. In de vormgeving van de (digitale) certificering zullen we dit landelijke kader nadrukkelijk vermelden. 

Een vervolgvraag is of een microcredential eventueel mogelijkheden geeft tot instroom of vrijstelling. Dit is een onderwerp dat valt binnen het mandaat van de examencommissie van de instelling waar instroom of vrijstelling wordt gevraagd. 

Wat betekent het in de praktijk om elkaars microcredentials en leeruitkomsten te erkennen?

Het doel van de pilot is om instellingsbreed samen te werken aan een stelsel waarbinnen microcredentials een erkenbare en herkenbare waarde hebben. Door samen op te trekken en te werken vanuit een gedeelde taal en een gezamenlijk kwaliteitskader, krijgen de microcredentials een zelfstandige waarde.

Leeruitkomsten omschrijven wat een lerende verwacht te weten, te kunnen en te begrijpen. Belangrijk om op te merken is dat het bij leeruitkomsten gaat het “om de uitkomsten van het leerproces, los van de onderwijsinhoud en het curriculum, de studieomvang – en belasting, de studieduur, de organisatie van het onderwijs, de wijze van instructie en waar en hoe het onderwijs gegeven wordt” (Van Delft, 2020, p. 2). Een leeruitkomst beschrijft, met andere woorden, datgene wat iemand weet en kan doen na succesvolle afronding van een leertraject.

Dat wil dus ook zeggen dat leeruitkomsten die zijn behaald in een met microcredentials gecertificeerd programma bij de ene instelling, ook als zodanig worden erkend bij dezelfde instelling of door een andere instelling. Met een microcredential kan een deelnemer bijvoorbeeld aantonen dat bij instroom in een programma of een andere microcredential vereiste voorkennis aanwezig is. Ook zullen leeruitkomsten die overlappen met een geaccrediteerd programma bij inschrijving in het programma mogelijk kunnen leiden tot vrijstelling. De vrijstellingen worden niet automatisch toegekend, maar moeten aangevraagd worden bij een daartoe aangewezen orgaan van de instelling, dan gaat het om een examencommissie.

Welke relatie heeft ‘Samen Doorbouwen aan microcredentials’ met het ‘Experiment Leeruitkomsten’?

Leeruitkomsten beschrijven wat een lerende geacht wordt te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode (zie NVAO en Tuning). Binnen samen doorbouwen aan microcredentials onderzoeken we hoe we op een zo eenvoudig mogelijke wijze invulling kunnen geven aan de beschrijving van de leeruitkomsten, in lijn met de uitgangspunten van de NVAO. 

Samen doorbouwen aan microcredentials is een initiatief vanuit Npuls. We nemen de lessen en inzichten die tijdens het Experiment Leeruitkomsten zijn geleerd mee in  Samen doorbouwen aan microcredentials en bouwen waar mogelijk erop voort. Tevens zoeken we met de pilot aansluiting bij de Europese en landelijke ontwikkelingen (denk aan de wettelijke verankering van het experiment leeruitkomsten) wat betreft het werken met leeruitkomsten. 

Hoe worden microcredentials geregistreerd?

Binnen de pilot worden microcredentials via de dienst edubadges van SURF verstrekt. Op termijn ligt het voor de hand een nationaal register voor microcredentials te positioneren naast het reeds bestaande diplomaregister, bij DUO. In het verleden heeft DUO hiertoe reeds een verkenning uitgevoerd, die aanleiding geeft tot vervolgstappen.

Hoe verhouden microcredentials zich ten opzichte van edubadges?

Alle binnen de dienst Edubadges uitgegeven digitale certificaten worden ook wel edubadges genoemd. Een in het kader van de pilot uitgegeven microcredential die via de dienst is uitgegeven is dus een bijzondere vorm van een Edubadge, die voldoet aan het kwaliteitskader van de pilot. We zorgen er samen met de dienst voor dat microcredentials die in het kader van de pilot worden uitgegeven herkenbaar en filterbaar zijn binnen de dienst. En dat het kwaliteitskader van de pilot ook zichtbaar aan de microcredentials verbonden is, zodat dit voor iedereen helder is.

Wat staat er op het certificaat van een microcredential?

Binnen de pilot uitgegeven microcredentials worden binnen de dienst edubadges herkenbaar uitgegeven en zijn herkenbaar aan het keurmerk (keurmerkje visueel toevoegen) en het aangehechte kwaliteitskader van de pilot. Binnen de catalogus van de dienst zijn deze microcredentials ook via een filterfunctie terug te vinden. Op het certificaat zijn de volgende gegevens terug te vinden:

  • Naam deelnemer
  • Naam instelling
  • Naam onderwijseenheid
  • Indicatie niveau op basis van NLQF
  • Indicatie van de omvang op basis van ECTS
  • Verworven leeruitkomsten
  • Behaalde resultaat

Hoe sluit Samen doorbouwen op microcredentials aan bij Europese ontwikkelingen, zoals de aanbeveling van de Europese Commissie en het MICROBOL-project?

Op Europees niveau werkt men aan de uniformiteit en implementatie van microcredentials, zo bracht de Raad van de Europese Unie deze aanbeveling over microredentials aan alle lidstaten uit. Samen doorbouwen aan microcredentials volgt de Europese ontwikkelingen uiteraard nauwgezet. Zo kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan het erkennen van elkaars onderwijs binnen het netwerk van Europese universiteiten. Enkele Nederlandse universiteiten werken in dat verband al samen met andere Europese universiteiten. De ontwikkelingen in Europa, zoals de raadsaanbeveling en het MICROBOL-project, zullen meegenomen worden in Samen doorbouwen aan microcredentials. 

Hoe verhoudt Samen doorbouwen aan microcredentials zich tot ontwikkelingen bij DUO en RIO?

Binnen de pilot worden microcredentials via de dienst edubadges van SURF verstrekt. Op termijn ligt het voor de hand een nationaal register voor microcredentials te positioneren naast het reeds bestaande diplomaregister, bij DUO. In het verleden heeft DUO hiertoe reeds een verkenning uitgevoerd, die aanleiding geeft tot vervolgstappen. 

  

RIO staat voor Registratie Instellingen en Opleidingen. Het is een landelijk register waarin onderwijsinstellingen onderwijsaanbod, organisatievorm en onderwijserkenningen- en licenties in vastleggen. Het doel van het RIO is dat alle onderwijsinformatie op één plek komt te staan.  Het informatiemodel van RIO is reeds voorbereid op de komst van de microcredentials. Gedurende Samen doorbouwen aan microrcredentials proberen we aan te sluiten bij de kansen die RIO ons biedt. 

Vragen?

Heb je vragen over microcredentials in hbo of wo? Neem dan contact om met: bart.lamboo@npuls.nl