Pilot Microcredentials

De pilot Microcredentials is een initiatief van het Versnellingsplan. Het Versnellingsplan liep tot eind 2022. Daarom valt de pilot vanaf heden onder Npuls.

34 hoger onderwijsinstellingen – waarvan 12 universiteiten en 22 hogescholen – doen mee aan de landelijke pilot Microcredentials van de zone Flexibilisering van het onderwijs en de Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland. Microcredentialing – het aanbieden van onderwijs in kleinere eenheden die afzonderlijk worden gecertificeerd – stimuleert flexibilisering van het onderwijs en geeft herkenbare waarde aan het Leven Lang Ontwikkelenaanbod van instellingen. Wat de pilot precies inhoudt, dat wordt uitgelegd in de video en lees je verder op deze pagina.

Over de pilot Microcredentials

Wat zijn microcredentials? Waarom microcredentials? Hoe gaan we aan de slag tijdens de pilot? Kwaliteitskader Deelnemende instellingen

Een digitaal certificaat voor een zelfstandig af te ronden onderwijseenheid met een grootte van 3 – 30 EC met accreditatiewaardig niveau, kwaliteitskeurmerk en een erkende waarde voor de doelgroep professionals.

De microcredential is een betrouwbaar certificaat waarmee professionals kunnen aantonen wat ze weten, kunnen en begrijpen na succesvolle afronding van een onderwijseenheid. De microcredential geeft met andere woorden een zelfstandige waarde aan een kleinere onderwijseenheid (bij de pilot gaat het om een grootte tussen de 3 en 30 EC). De microcredential staat voor accreditatiewaardig onderwijs en voegt een kwaliteitskeurmerk toe: de (betalende) deelnemer/werkgever kan erop aan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten bereikt worden. Het behalen van deze leeruitkomsten is herleidbaar en controleerbaar. Bij een microcredential gaat het echter niet alleen om het eindresultaat. Het gehele proces, inclusief de leeractiviteiten en bijbehorende toetsing van leeruitkomsten, geeft waarde aan een microcredential, die wordt erkend binnen en buiten onderwijsinstellingen. Daarnaast zal er landelijk geregistreerd worden wie welke microcredential heeft behaald. De vraag ‘Wat zijn microcredentials?’ wordt in onderstaande video in het kort beantwoord.

Microcredentials in het hoger onderwijs kunnen op verschillende manieren waardevol zijn voor onder andere instellingen, professionals en werkgevers.

Instellingen

Veel instellingen hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een relevant en interessant onderwijsaanbod voor professionals. Microcredentials bieden instellingen de mogelijkheid hun onderwijsaanbod te verbreden en individuen en de samenleving te ondersteunen in (flexibele) professionalisering. Door professionals nog beter aan te spreken kan het Leven Lang Ontwikkelen (LLO) een boost krijgen.

Professionals

Professionals hebben vaak behoefte aan specifieke bij, op- of omscholing. Niet per se aan een volledige opleiding met graad, maar wel aan de erkende kwaliteitswaarde ervan. De omvang en waarde van microcredentials maken het aantrekkelijk voor professionals om zich in het hoger onderwijs te specialiseren, bijscholen of omscholen. Ook kunnen ze sneller ontwikkeld worden en zijn ze geschikter om aan te sluiten op een snel veranderende werkcontext en leervraag van professionals. Daarnaast kunnen professionals bij verschillende opleidingen en instellingen een ontwikkelpad vormgeven, omdat de microcredential verzekert dat behaalde leeruitkomsten ook elders worden erkend. Zo ontstaan ook mogelijkheden om voort te bouwen op reeds verworven kennis, vaardigheden en houdingen.

Werkgevers

De microcredential voegt een kwaliteitskeurmerk toe aan kortere onderwijseenheden, waardoor de (betalende) deelnemer/werkgever er op aan kan dat de cursus zo is opgezet dat leeruitkomsten daadwerkelijk bereikt worden en het onderwijs van een accreditatiewaardig niveau is. De microcredential maakt het behalen van leeruitkomsten herleidbaar en controleerbaar, omdat er landelijk geregistreerd zal worden wie welke microcredential heeft behaald.

De pilot Microcredentials biedt de mogelijkheid om (complexe) vraagstukken rondom microcredentialing in het hoger onderwijs in gezamenlijkheid te beantwoorden. De pilot is gestart in oktober 2021 met een aanloopfase en kent een looptijd van ruim twee jaar, tot en met 31 december 2023. De pilot is bedoeld om van en met elkaar te leren.

Doelen van de pilot
Met de pilot streven we de volgende doelen na:

  1. Samenwerken aan de totstandkoming van een stelsel waarbinnen microcredentials een erkenbare en herkenbare waarde hebben;
  2. Verrijken van het onderwijsaanbod door microcredentials aan te bieden met een zelfstandige waarde;
  3. Procedures rondom het aanbieden, registeren en uitgeven van microcredentials verder concretiseren;
  4. Organiseren en verbeteren van de (interne) kwaliteitszorg van instellingen die past bij flexibel LLO-aanbod;
  5. Werken aan (juridische) vraagstukken zodat wettelijke verankering in het stelsel kan volgen.

Scope van de pilot

We richten ons bij de start van de pilot op LLO aanbod voor professionals. Gedurende de looptijd zal -in nauwe samenwerking met OCW, juridische en financiële experts en in afstemming met de koepels- worden geanalyseerd op welke wijze de sector de samenleving nog beter kan bedienen.
Looptijd van de pilot
Na een aanloopfase ging op 1 januari 2022 ging de pilot definitief van start. De pilot loopt af in december 2023, momenteel wordt een vervolg op de pilot verkend.
Opbrengsten van de pilot
Het doel van de pilot is om het concept microcredentials door te ontwikkelen binnen het Nederlands stelsel, in lijn met de Europese ontwikkelingen. De pilotfase is dan ook deels een onderzoeksfase, waarin een aantal zaken verder uitgezocht moeten worden. Het gaat dan bijvoorbeeld over de doorontwikkeling van het concept, diverse juridische vraagstukken, en vraagstukken omtrent de infrastructuur.

In het Nederlandse hoger onderwijs is in de afgelopen jaren een hoogwaardig stelsel van kwaliteitsborging gegroeid. Instellingen geven hier allen op hun eigen wijze kleur aan. Deze eigenheid en diversiteit kunnen beschouwd worden als een kracht van het stelsel, maar kan ook leiden tot discussie onderling wanneer gezocht wordt naar eenduidigheid. Daarom is gekozen voor een kwaliteitskader waarbinnen instellingen zoveel mogelijk (inhoudelijke) vrijheid genieten. De pilot geeft ruimte aan de instellingen om te starten met dit kader als vertrekpunt en deze al doende in gezamenlijkheid bij te schaven en verder in te vullen.

Wat vragen we minimaal aan de (interne) kwaliteitszorg?

  1. De kwaliteit van het met microcredentials gecertificeerde onderwijs wordt geborgd op basis van de Standaarden en richtlijnen voor kwaliteitszorg in de Europese hogeronderwijsruimte (ESG)
  2. Het CvB is bekend met en kiest bewust voor het aanbod van de microcredentials vanuit de LLO-visie van de instelling
  3. De instelling heeft een intern kwaliteitszorg-proces ingericht voor het ontwerp, erkenning en de borging van kwaliteit van de microcredentials
  4. Er is door de instelling een orgaan of meerdere organen aangewezen welke het eindniveau van microcredential-gecertificeerd onderwijs kan garanderen
  5. Er is een vorm van onderwijsevaluatie, inspraak en mogelijkheid tot indienen klachten georganiseerd voor deelnemers van mc-gecertificeerd onderwijs

Welke voorwaarden zijn er voor deelnemende instellingen aan het onderwijs?

  1. De richtlijn voor microcredentials is dat het gaat om onderwijseenheden die niet kleiner zijn dan 3 EC en niet groter dan 30 EC
  2. Het onderwijs dat gecertificeerd wordt met een microcredential is inhoudelijk gerelateerd aan het onderwijs- en/of onderzoeksportfolio van de instelling. Dit kan zowel bestaand als nieuw (door)ontwikkeld onderwijs zijn
  3. Duidelijk is wie de beoogde doelgroep van het onderwijs is, indien nodig wat de benodigde voorkennis van de deelnemers is, wat de eventuele toelatingsvoorwaarden zijn en hoe deze getoetst worden.
  4. Het onderwijsprogramma, de onderwijsleeromgeving en de kwaliteit van het docententeam maken het voor de instromende deelnemers mogelijk de beoogde leeruitkomsten te realiseren.
  5. Er wordt inzichtelijk gemaakt wat de leeruitkomsten zijn en wat het onderwijsniveau en omvang is van de microcredential. De deelnemende instellingen beschrijven dit op een eenduidige manier, in lijn met Europese afspraken (Bologna) en ontwikkelingen in Brussel. Op dit punt hebben de besturen van koepels VH en UNL een aanvulling aangenomen. Deze aanvulling op het kwaliteitskader vind je hier terug.
  6. Instellingen erkennen in principe de (gevalideerde) leeruitkomsten van reeds en/of elders behaalde microcredentials (zie punt 5 in Q&A). Of dit eventueel leidt tot instroom en/of vrijstelling blijft vallen onder het mandaat van de Examencommissie of een ander daartoe door de instelling aangewezen orgaan.
  7. De toetsen ondersteunen het leerproces van de deelnemer en de beoordeling is valide, betrouwbaar, voor deelnemers inzichtelijk en voldoende onafhankelijk.

22 hogescholen

Aeres Hogeschool, Avans Hogeschool Breda University of Applied Sciences, Fontys Hogeschool, Haagse Hogeschool, HAN University of Applied Sciences, Hanzehogeschool Groningen, HAS-hogeschool, Hogeschool Inholland, Hogeschool iPabo, Hogeschool Leiden, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Saxion, Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool van Hall Larenstein, Hogeschool Windesheim, Hotelschool The Hague, Marnix Academie, NHL Stenden, Thomas More Hogeschool, Zuyd Hogeschool.

12 universiteiten
Maastricht University, Open Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Tilburg University, Universiteit Twente, Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen University & Research, Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit.

Wat zijn microcredentials?
In deze video geeft het pilotteam in het kort antwoord op deze vraag.

Veelgestelde vragen

1. Moeten instellingen al het LLO-aanbod in vorm van microcredentials aanbieden?

Nee, het aanbod voor de LLO markt kan natuurlijk veel breder zijn en meer vormen omvatten. Er kunnen zeer verschillende redenen zijn diverse vormen en inhouden aan te bieden, een kort seminar over groepsdynamiek is voor iemand die een minder diepe leervraag heeft misschien voldoende. Echter geldt dat alleen cursussen die aan de kwaliteitseisen van een microcredential voldoen leiden tot een erkend certificaat met een herkenbare waarde.

2. Wat wordt verwacht van deelnemende instellingen?

Actief deelnemen aan de ontwikkeling van het microcredentialmodel

Aanbieden van microcredentials (van bestaand of nieuw ontwikkeld onderwijs) op basis van het kwaliteitskader

Het opzetten van kwaliteitsborging voor microcredentials conform het kwaliteitskader en bereid zijn dit te oefenen en te evalueren

Het organiseren van het administratieve en technische proces rond de uitgifte van microcredentials

Het officieel aanbieden en uitreiken van microcredentials

Het evalueren en delen van kennis over microcredentials met andere instellingen die bij de pilot zijn aangesloten

3. Welke status hebben microcredentials op dit moment?

Het concept microcredentials is steeds meer in de belangstellig aan het komen, maar het is nog niet opgenomen in de WHW (Wet op hoger onderwijs en onderzoek) en heeft daardoor nog geen wettelijk erkende status. In ons huidige bestel kennen we op basis van de WHW alleen wettelijk erkende diploma’s. De microcredentials die we in de looptijd van de pilot gaan uitgeven hebben daarmee nog geen wettelijke borging. Hier wordt echter wel samen met juristen van de instellingen aan gewerkt.

Omdat het hele Hoger Onderwijs in Nederland  zich via de koepels VH en UNL heeft gecommitteerd aan de pilot en het huidige kwaliteitskader, hebben microcredentials die uitgegeven worden binnen de pilot een landelijke herkenning en erkenning. In de vormgeving van de (digitale) certificering zullen we dit landelijke kader daarom  nadrukkelijk vermelden.

Een vervolgvraag is of een microcredential eventueel mogelijkheden geeft tot instroom of vrijstelling. Dit is een onderwerp dat valt binnen het mandaat van de examencommissie van de instelling waar instroom of vrijstelling wordt gevraagd.

4. Wat betekent het in de praktijk om elkaars microcredentials en leeruitkomsten te erkennen?

Het doel van de pilot is om instellingsbreed samen te werken aan een stelsel waarbinnen microcredentials een erkenbare en herkenbare waarde hebben. Door samen op te trekken en te werken vanuit een gedeelde taal en een gezamenlijk kwaliteitskader, krijgen de microcredentials een zelfstandige waarde.

Leeruitkomsten omschrijven wat een lerende verwacht te weten, te kunnen en te begrijpen. Belangrijk om op te merken is dat het bij leeruitkomsten gaat het “om de uitkomsten van het leerproces, los van de onderwijsinhoud en het curriculum, de studieomvang – en belasting, de studieduur, de organisatie van het onderwijs, de wijze van instructie en waar en hoe het onderwijs gegeven wordt” (Van Delft, 2020, p. 2). Een leeruitkomst beschrijft, met andere woorden, datgene wat iemand weet en kan doen na succesvolle afronding van een leertraject.

Dat wil dus ook zeggen dat leeruitkomsten die zijn behaald in een met microcredentials gecertificeerd programma bij de ene instelling, ook als zodanig worden erkend bij dezelfde instelling of door een andere instelling. Met een microcredential kan een deelnemer bijvoorbeeld aantonen dat bij instroom in een programma of een andere microcredential vereiste voorkennis aanwezig is. Ook zullen leeruitkomsten die overlappen met een geaccrediteerd programma bij inschrijving in het programma mogelijk kunnen leiden tot vrijstelling. De vrijstellingen worden niet automatisch toegekend, maar moeten aangevraagd worden bij een daartoe aangewezen orgaan van de instelling, dan gaat het om een examencommissie.

5. Welke relatie heeft de pilot ‘Microcredentials in het Hoger Onderwijs’ met het ‘Experiment Leeruitkomsten’

Leeruitkomsten beschrijven wat een lerende geacht wordt te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode (zie NVAO en Tuning). Binnen de pilot onderzoeken we hoe we op een zo eenvoudig mogelijke wijze invulling kunnen geven aan de beschrijving van de leeruitkomsten, in lijn met de uitgangspunten van de NVAO.


De pilot microcredentials is een eigen initiatief van de VH en VSNU. We nemen in de pilot de lessen en inzichten die tijdens het Experiment Leeruitkomsten zijn geleerd mee in onze pilot en bouwen waar mogelijk erop voort. Tevens zoeken we met de pilot aansluiting bij de Europese en landelijke ontwikkelingen (denk aan de wettelijke verankering van het experiment leeruitkomsten) wat betreft het werken met leeruitkomsten.

6. Hoe worden microcredentials geregistreerd?

Binnen de pilot worden microcredentials via de dienst edubadges van SURF verstrekt. Op termijn ligt het voor de hand een nationaal register voor microcredentials te positioneren naast het reeds bestaande diplomaregister, bij DUO. In het verleden heeft DUO hiertoe reeds een verkenning uitgevoerd, die aanleiding geeft tot vervolgstappen.

7. Hoe verhouden microcredentials zich ten opzichte van edubadges?

Alle binnen de dienst Edubadges uitgegeven digitale certificaten worden ook wel edubadges genoemd. Een in het kader van de pilot uitgegeven microcredential die via de dienst is uitgegeven is dus een bijzondere vorm van een Edubadge, die voldoet aan het kwaliteitskader van de pilot. We zorgen er samen met de dienst voor dat microcredentials die in het kader van de pilot worden uitgegeven herkenbaar en filterbaar zijn binnen de dienst. En dat het kwaliteitskader van de pilot ook zichtbaar aan de microcredentials verbonden is, zodat dit voor iedereen helder is.

8. Wat staat er op het certificaat van een microcredential?

Binnen de pilot uitgegeven microcredentials worden binnen de dienst edubadges herkenbaar uitgegeven en zijn herkenbaar aan het keurmerk (keurmerkje visueel toevoegen) en het aangehechte kwaliteitskader van de pilot. Binnen de catalogus van de dienst zijn deze microcredentials ook via een filterfunctie terug te vinden. Op het certificaat zijn de volgende gegevens terug te vinden:

  • Naam deelnemer
  • Naam instelling
  • Naam onderwijseenheid
  • Indicatie niveau op basis van NLQF
  • Indicatie van de omvang op basis van ECTS
  • Verworven leeruitkomsten
  • Behaalde resultaat

9. Wat is de looptijd van de pilot?

De aanloopfase van de pilot start in september 2021. De eerste maanden ligt de nadruk op kennisdeling en (interne) voorbereiding. De instellingen maken zich in deze periode startklaar. De pilot start vanaf januari 2022. Op dat moment is het de bedoeling dat onderwijsinstellingen de eerste microcredentials kunnen aanbieden. Een tweede inschrijfmoment voor instellingen volgt in december 2022. Medio 2023 moet duidelijk zijn of en op welke manier microcredentials duurzaam toegevoegd kunnen worden aan het stelsel. De pilot loopt af in december 2023.

10. Wat is de begeleidingsstructuur van de pilot?

Pionieren is altijd spannend. Daarom is voor deelnemende instellingen een uitgebreide begeleidingsstructuur opgezet. Instellingen kunnen rekenen op inhoudelijke begeleiding vanuit het regieteam, hebben een vast aanspreekpunt, kunnen beschikken over een veranderbudget en worden uitgenodigd om op landelijke bijeenkomsten kennis en ervaringen met elkaar uit te wisselen.
Begeleidingsstructuur in een notendop:
• Projectleider
• Regieteam
• Landelijke bijeenkomsten
• Online omgeving met Q&A loket
• Monitor en evaluatie
Projectleider
Bart Lamboo is als projectleider aangesteld, hij biedt samen met het regieteam inhoudelijke sturing aan de pilot. Ook faciliteert hij het proces, organiseert de bijeenkomsten voor de deelnemers, het vraagloket, etc.
Regiegroep
De regiegroep van de pilot bestaat uit vertegenwoordigers van de hub wendbaar georganiseerd onderwijs van Npuls, VH, UNL en SURF. De inhoudelijke sturing vanuit de regiegroep richt zich op de vraagstukken die gaandeweg opduiken. Daarnaast fungeert het regieteam als linking-pin tussen de pilot en de bestuurlijke tafels van de koepels.
Landelijke bijeenkomsten
Om te voorkomen dat er tal van verschillende projecten ontstaan binnen de deelnemende instellingen met elk een eigen invulling, worden er regelmatig landelijke bijeenkomsten georganiseerd voor de projectcoördinatoren en andere betrokkenen uit de instellingen. De bijeenkomsten vinden minimaal vier keer per jaar plaats en kunnen op basis van de behoeften van de deelnemende instellingen georganiseerd worden rondom specifieke thema’s.
Online omgeving met Q&A loket
Er wordt gewerkt binnen een Teamsomgeving waarin onder andere antwoorden op veelgestelde vragen worden weergegeven. Ook worden op deze website veelgestelde vragen beantwoord. Betrokkenen bij de pilot bij deelnemende instellingen kunnen contact opnemen via microcredentials@surf.nl om toegang te krijgen tot deze omgeving.
Monitoring en evaluatie van de pilot
Bij een pilot is het van belang om vooraf heldere doelen af te spreken en die tussentijds en na afloop te evalueren. De evaluatie wordt uitgevoerd door een extern bureau. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de doelen van de pilot en het toekomstperspectief van het thema. Verschillende betrokkenen binnen en buiten de deelnemende instellingen zullen worden betrokken en ook professionals en werkgevers zullen worden bevraagd.

11. Zijn OCW en NVAO betrokken bij de pilot?

Ja, als klankbord. De stap naar microcredentials past immers in een bredere beweging om het hoger onderwijs flexibeler en meer op maat aan te bieden. De komende jaren vinden mede daardoor mogelijk wijzigingen plaats in het huidige stelsel. Denk hierbij aan de wettelijke verankering van het ‘Experiment Leeruitkomsten’ en de ontwikkeling met betrekking tot de Instellingsaccreditatie. Met de pilot sluiten we aan bij deze ontwikkelingen. Daarom wordt zorgvuldig afgestemd met OCW en NVAO bij de ontwikkeling van het kwaliteitskader en de pilot.

12. Sluit de pilot aan bij de Europese ontwikkelingen, zoals het MICROBOL-project?

Op Europees niveau werkt men ook aan een verdere uitwerking van microcredentials. De uitwerking van microcredentials kan bijvoorbeeld bijdragen aan het erkennen van elkaars onderwijs binnen het netwerk van Europese universiteiten. Enkele Nederlandse universiteiten werken in dat verband al samen met andere Europese universiteiten. De ontwikkelingen die in Europa gebeuren, zoals het MICROBOL-project, zullen meegenomen worden in de pilot die in Nederland loopt, om op die manier beide ontwikkelingen op elkaar aan te laten sluiten.

13. Hoe verhoudt dit zich tot ontwikkelingen bij het DUO en RIO?

RIO staat voor Registratie Instellingen en Opleidingen. Het is een landelijk register waarin onderwijsinstellingen onderwijsaanbod, organisatievorm en onderwijserkenningen- en licenties in vastleggen. Het doel van het RIO is dat alle onderwijsinformatie op één plek komt te staan.  Het informatiemodel van RIO is reeds voorbereid op de komst van de microcredentials. Gedurende de pilot proberen we aan te sluiten bij de kansen die RIO ons biedt.

14. Kan het STAP-budget ingezet worden voor microcredentials?

Het STAP-budget is een persoonlijk ontwikkelbudget voor iedereen. Met het STAP-budget (Stimulans ArbeidsmarktPositie) wil de overheid stimuleren dat iedereen ook tijdens een loopbaan blijft leren. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan het STAP-budget ingezet worden om microcredentials te behalen (alleen nog beschikbaar in 2023). Dit is echter geen verplichting. Deelname aan de STAP regeling is op geen enkele wijze gekoppeld aan deelname aan de pilot microcredentials.

15. Hoe evalueren we de pilot?

De evaluatie wordt uitgevoerd door een extern bureau. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de doelen van de pilot en het toekomstperspectief van het thema. Verschillende betrokkenen binnen en buiten de deelnemen instellingen zullen worden betrokken en ook professionals en werkgevers zullen worden bevraagd.

Heb je vragen over de pilot Microcredentials? Neem dan contact op met:

microcredentials@surf.nl